In 11 maanden naar een Marathon

Zoals ik al had geschreven, ging ik van 0 naar een halve marathon in vier maanden. Dat ging verrassend goed; het was ontzettend zwaar, maar blijkbaar kon mijn lichaam het aan. Ik haalde mijn fiets van stal en ging af en toe zwemmen met mijn moeder en zussen. Ik bleef hardlopen en mezelf uitdagen. Ik rende mijn eerste trailrun en schreef me in voor een 1/8e triatlon, gewoon omdat het kon. Fietsen en zwemmen vond ik ook leuk, en hoe tof zou het zijn om die drie sporten te combineren? Ik kocht een nieuw horloge, een Garmin Fenix 7s, zodat ik de triatlon goed kon bijhouden. Tijdens mijn eerste 1/8e triatlon werd ik 4e.

Samen met vrienden oefende ik op trailrunning, omdat ik me ook had ingeschreven voor een 18 km trail door de Ardennen. Daarnaast schreef ik me nog een keer in voor de Amerongse Berg Trail. Het hardlopen ging goed; ik liep echt lekker en bleef vooruitgang boeken. De snelste halve marathon die ik had gelopen, deed ik met een tempo van 5 minuten per kilometer. Ik had een nieuwe uitdaging nodig.

In augustus had ik met mijn neef een gesprek over de Kustmarathon. Hij zou daaraan meedoen en ik vroeg me af of ik dat ook zou kunnen. Het begon te kriebelen om ooit een marathon te lopen. Dit was hét moment; ik was fitter dan ooit en kon het van mijn bucketlist afstrepen. Ik had nog nooit langer dan een halve marathon gelopen, en in de aanloop naar de marathon zou ik toch elke week een lange duurloop moeten doen.

Ik nam mezelf voor om in de derde week van augustus mijn eerste lange duurloop te doen. Als dat zou lukken, zou ik me inschrijven. Op een maandagochtend vertrok ik bij mijn ouders en liep ik een ronde van 28 km. Verder kon ik echt niet; de laatste kilometers gingen zo stroef, maar het ging om de afstand. Ik moest ook leren om in een lagere hartslagzone te lopen, want bijna al mijn runs waren in een hoge hartslag. De afstand had ik gehaald. Ik zat in de tuin en opende de inschrijfpagina. WAT? De inschrijvingen waren gisteren gesloten. Shit, dat had ik natuurlijk weer!

Omdat ik mijn zinnen op die marathon had gezet, besloot ik op de site aan te geven dat ik een startbewijs zocht. Gelukkig was dat snel geregeld. Ik bereidde nog twee lange duurlopen voor, van 30 en 32 kilometer. Oké, als ik dat kan, dan kunnen die laatste 10 kilometer ook wel op karakter, dacht ik. Ik oefende met mijn drinkvest, maar had nog niet geoefend met eten tijdens het lopen. Dat leek me op dat moment nog niet nodig. Mijn plan was om tijdens de marathon sportdrank in mijn bidon te doen en daar zou ik het wel op redden.

Zo gezegd, zo gedaan. Op 7 oktober stapte ik al vroeg alleen in de auto om naar Zeeland te rijden. Ik had afgesproken met mijn neef en zijn vriendin en kinderen zouden ook meegaan. Superleuk! We reden samen naar de start, en daar werden Kevin en ik afgezet, zodat zij alvast naar het eerste punt konden om ons aan te moedigen. Ik moest nog plassen en besloot dit gewoon even achter een geparkeerde auto te doen. Ik nam een banaan mee en voelde me enorm zenuwachtig. Het waaide ontzettend hard, windkracht 5 was voorspeld, en dat niet alleen: we zouden ook nog eens 8 kilometer tegen de wind in op het strand moeten lopen. Oef! Ik had nog nooit op het strand geoefend en als het zo hard waaide, skipte ik normaal mijn run.

Ik probeerde die negatieve gedachten uit mijn hoofd te krijgen en hield mezelf voor dat ik alleen maar hoefde te finishen. Het enige doel was uitlopen; hoe maakte me niet zoveel uit. Stiekem hoopte ik wel rond de 4 uur te eindigen. Het startschot klonk, en we gingen van start. Ik kende het parcours niet, want ik kwam niet vaak in Zeeland, laat staan voor sportieve dingen. Het tempo voelde meteen goed, waarschijnlijk te hoog, maar mijn hartslag bleef prima. De bossen in, de stijle duinklim richting het strand en door het mulle zand het strand op. Shit, er kwam zoveel zand in mijn schoenen, ik voelde het bij mijn tenen ophopen. Dit stukje strand van 1 km vond ik al zwaar. Eenmaal van het strand af moest ik een stukje lopen; ik voelde het zand in mijn schoenen. Iemand zei nog dat ik beter even mijn schoenen uit kon doen, maar ik wilde natuurlijk geen tijd verliezen.

Ik liep nog met Kevin, maar bij de Deltawerken liep hij door met Bjorn. Ik sloot aan bij een groepje om zo beter met de wind om te gaan. Klein als ik ben, kon ik wel een beetje schuilen. Na de Deltawerken moest Kevin plassen en daar zag ik hem weer. Op dat moment hadden we 20 kilometer gehad, en ik vond het zwaar. De weg naar de zee, door het mulle zand, ik kwam gewoon niet vooruit. Eenmaal op het strand waaide het zo hard. Ik zette aan om me bij een groepje aan te sluiten, want dat was de enige manier om te overleven. Alleen lopen op het strand zou funest zijn. Het was zwaar, elke kilometer was zwaar, en toch begon het aftellen. Omdat ik het parcours niet kende, had ik geen idee wat me nog te wachten stond. Ik wandelde van het strand af en begon weer te rennen. Mijn benen waren zwaar en moe, ik kon al niet meer, en ik zat nog maar op 28 kilometer. Of al 28.

Op 32 kilometer zag ik de vriendin van mijn neef en riep: "Ik kan niet meer!" Ik kon ook echt niet meer. Het was zo zwaar. Ik strompelde verder, vastberaden om niet op te geven. Ik had dorst, maar het drinken in mijn rugzak smaakte vies en zorgde voor een droge mond. Bij elke post stopte ik om te drinken, twee bekers in plaats van één, en als er cola was, nam ik dat. De duinen leken eindeloos en de hoogtemeters kon ik niet meer aan. Ik wandelde behoorlijk wat stukken, maar steeds vond ik de kracht om weer te gaan rennen, want wandelen was natuurlijk helemaal geen optie. Ik was zelfs bang dat ze me van het parcours zouden halen, omdat ze aan mij zouden zien dat het niet goed ging. Gelukkig bleef mijn hartslag wat lager. Halverwege dacht ik nog dat ik de 4 uur zou halen, maar dat zat er niet meer in. Genieten kon ik niet, ik moest alleen maar afzien. De trappen waren een hel.

De laatste kilometers gingen snel. Voor ik het wist, was ik bij het laatste strand, en ik wist dat het nog maar 1 of 2 kilometer zou zijn. Ik kon na het strand nog tempo maken om te finishen. Wat was dat geweldig! Ik kreeg een vlaggetje in mijn handen en rende zwaaiend over de finish. 4 uur en 7 minuten. Dat was niet slecht in deze barre omstandigheden. Het was zwaar, en ik begreep ineens waarom dit de zwaarste marathon van Nederland wordt genoemd. Maar ik heb het verdomme wel gedaan! Ik was zo ontzettend trots op mezelf. Als je ziet waar ik vandaan kwam en wat ik heb bereikt. Het was mijn overwinning, mijn moment, en het besef dat ik alles kan als ik het maar wil!


Vorige
Vorige

De Mooiste Loopjes

Volgende
Volgende

In 4 Maanden van 0 naar de Halve Marathon