Vallen, opstaan en blijven trappen; hoe het fietsen begon
Tweeënhalf jaar geleden kon ik nog geen twee minuten fietsen zonder volledig uitgeput te zijn. Vandaag train ik voor mijn eerste halve Ironman. Hoe ik daar kwam? Niet met gemak, maar met doorzetten, vallen, opstaan en blijven trappen. Dit is een deel van mijn verhaal.
Toen ik voor het eerst op mijn zware, logge fitnessfiets stapte, voelde ik elk grammetje vet dat in de weg zat zodra ik me voorover boog. Binnen twee minuten was ik kapot. Echt kapot. Toch bleef ik fietsen. Keer op keer stapte ik opnieuw op. Elke rit werd iets minder zwaar, en met elke kilometer groeide het verlangen om naar buiten te gaan. Eerst begon ik met wandelen, Kaat in de wandelwagen en daarna durfde ik voorzichtig wat te hardlopen. Wat een strijd vond ik dat. Ik viel 30+ kilo af en begon mezelf weer terug te vinden.
Precies twee jaar geleden haalde ik mijn racefiets van stal: een Marktplaatskoopje van 200 euro. Fancy van buiten, oud van binnen. Geen klikpedalen, schakelen ging nauwelijks en het frame was eigenlijk te groot, maar hij fietste. En ik kon ermee naar buiten.
Mijn eerste rondjes waren traag en gingen niet vanzelf. Met een gemiddelde van 22,6 km/u en als langste afstand dertig kilometer. Ik kocht klikpedalen en bijpassende schoenen. Een vriend van Pieter hielp met het afstellen. Alles leek klaar, tot ik direct voor ons huis onderuit ging. De buurman keek toe, net als mijn kinderen. Ik kreeg mijn voet niet op tijd los. Ondanks de schaamte stapte ik weer op. Als je kinderen kijken, wil je ze toch meegeven dat je leert van het vallen. Ik reed nog een rondje door de straat en vertrok daarna voor een korte rit. De zon ging onder, hertjes staken over, en ik voelde me zó gelukkig. Vanaf dat moment pakte ik vaker de fiets. Kleding kocht ik via Vinted en in de uitverkoop en ik had nog een goedkope helm liggen, die met mijn verjaardag snel vervangen moest worden, omdat vrienden anders niet met mij wilde fietsen. Mijn eerste fietsbroek was ook een herenmodel, oeps.
Tijdens een rit van twintig kilometer tikte ik ineens de 30 km/u aan en toen wist ik: hier wil ik beter in worden. Even later kreeg ik een berichtje: of ik zin had om mee te doen aan een tourtocht in Schijndel. Natuurlijk zei ik ja. Pas achteraf hoorde ik dat het ging om ‘De Hel van Schijndel’. Alleen door de naam al wilde andere niet mee doen. Ik vergat alleen dat ik de dag daarvoor mijn eerste trailrun had gepland. Het kwaad was al geschied, ik stond ingeschreven.
Die dag regende het gelukkig nét niet. Ik was nerveus. Vier uur fietsen is mentaal zwaarder dan je denkt, fysiek zou ik het wel redden. Schakelen was nog steeds een ramp, maar onderweg hielp Tim mijn fiets beter af te stellen. Mijn benen voelden stijf; de trailrun zat nog vers in mijn lijf. Toch genoot ik. De omgeving was prachtig, bloeiende kersenbomen, lammetjes in de wei. Ik hou van dat gevoel van verdwalen in het niets, ver weg van alles. Mijn hartslag bleef stabiel en ik voelde me sterk.
Tot mijn kont begon te protesteren. Fietsen met een string onder je fietsbroek? Geen aanrader. Langs de bosrand trok ik het ding stuntelend uit, halfnaakt en gierend van de lach. Daarna kon ik weer verder. De tegenwind was pittig, maar het vooruitzicht van wind mee maakte veel goed. En die kwam. Wat een zaligheid. We sloten af met een biertje. Mijn schouders waren stijf, maar verder voelde ik me top. Behalve dat schakelen – dat bleef een frustratie. Toch schreef ik me in voor een 1/8 triathlon. Twintig kilometer fietsen? Dat moest lukken.
Tijdens de wedstrijd haalde ik 34 km/u. Geen idee wat mijn wattage of cadans was, ik had nog nooit op een fietscomputer gekeken. Toch eindigde ik als vierde. En dat gaf een enorme boost.
Een maand later begon ik aan mijn nieuwe baan, omringd door fanatieke wielrenners. Al snel planden we een groepsrit. Vooraf vertelde ik hoe snel ik ongeveer reed en liet ik mijn fiets zien. Tot dan toe had ik nog nooit zelf een band vervangen. Eerlijk? Ik ging ervan uit dat er wel iemand zou stoppen als ik met een lekke band langs de kant stond. Maar ik wíl dat hulpeloze type helemaal niet zijn. Overigens is het me nog steeds niet gelukt.
Die rit ging onverwacht goed. Mijn collega’s waren verrast dat ik kon meekomen en zagen potentie. Ik wist nog niets van wattages, cadans of FTP, en besloot mezelf daar toch eens in te gaan verdiepen. Een collega gaf me een fietscomputer en kreeg veel spullen toe en ik besloot te investeren in een serieuze fiets. Eén met vermogensmeter en elektrisch schakelen. Alles erop en eraan. Way out of my league, maar ik was er zó blij mee.
In Frankrijk reed ik voor het eerst de bergen in en daalde ik ook weer af. Doodeng, maar ik dacht: lukt het niet, dan stap ik af. Het bleek een van de mooiste ervaringen ooit. Ultiem vakantiegevoel. Ik vond een meisje met wie ik lekker samen kon fietsen. We maakten langere ritten, zelfs een dagje Limburg. Ik reed mijn eerste tourtochten en leerde langzaam alles: poetsen, afstellen, onderhoud. En ook de wielerregels – de do’s en don’ts. In het begin zette ik mijn fiets een keer op z’n kop om hem schoon te maken, tot ik ontdekte dat je daarmee lucht in de remleidingen krijgt. Oeps. Remmen kapot. Deze probeerde ik via YouTube filmpjes weer te maken. Echt veilig was het niet. De duurritten werden langer en het belang van mezelf goed voeden voor,- tijdens,- en na een fietsrit werd steeds belangrijker. Ik leerde steeds meer over sportvoeding en wat ik waarom nodig zou hebben. Ik stelde in het begin veel in twijfel van wat er allemaal gezegd werd en ik vond uit wat voor mij werkte. Ik begon ook met koppeltrainingen: eerst zwemmen, dan fietsen. Tijdens een koppeltraining in Vught zat er zand onder mijn schoen. Ik kon niet uitklikken en viel bij het eerste kruispunt. Zo’n val die je voelt aankomen, maar niet kunt stoppen. Stuur scheef, zitvlak beurs. Toch wilde ik door. Halverwege moest ik alsnog Pieter bellen. Diagnose: nieuwe voorvork. Kosten: bijna 900 euro. Dat deed pijn, op alle fronten.
Met een jong gezin is het plannen geblazen. Ik vond slimme oplossingen. Bijvoorbeeld fietsen naar ons vakantiehuisje, terwijl Pieter met de kinderen de auto pakte. Zo had ik mijn rit én tijd met het gezin. In Zeeland reed ik langs het strand, over dijken, wind in mijn gezicht en een gevoel van vrijheid. Dat gevoel is alles.
Ik schreef me in voor de halve Ironman van 2025. En bedacht mezelf dat het dan toch handig was om maar eens te gaan trainen met de wissels. Ik schreef mezelf snel in voor de triathlon in Roermond, daar was nog plek. Tot mijn verrassing werd ik vierde – en tweede op het fietsonderdeel. Dat gaf vertrouwen! Ik kon lastminute nog een kaartje bemachtigen voor de triathlon in Zierikzee, waar ik zelfs een podiumplek kon bemachtigen!
In de winter zette ik mijn oude fiets op de Tacx en begon ik aan binnenritten. Mentaal een stuk pittiger, maar korte blokjes van twintig kilometer hielden me fit.
En nu breekt het voorjaar weer aan en heb ik alweer zes buitenritten in de benen. Wat ik nu ga doen? Trainen voor de halve Ironman en kijken of ik mijn fiets triathlon-proof kan krijgen